vrijdag 25 maart 2011

Een alfaontdekking uit eigen keuken: universele eigenschap in muziek ontdekt

Zoals ik mij (bijna) verontschuldig in het voorwoord van De Vergeten Wetenschappen, richt ik mij in mijn dagelijkse onderzoek voornamelijk op de zoektocht naar patronen in het 'heden' in plaats van in het verleden. Als voorbeeld volgt een recent resultaat uit mijn groep: de ontdekking van een universele eigenschap in de vele honderden toonladders uit alle delen van de wereld. Ziehier de tekst van het persbericht:

"Onderzoekers van het Institute for Logic, Language and Computation (ILLC) van de UvA hebben een universele eigenschap van toonladders ontdekt. Tot nu toe werd aangenomen dat het enige wat toonladders wereldwijd met elkaar gemeen hebben het octaaf is. De vele honderden toonladders blijken echter nog een diepere overeenkomst te bezitten: als hun tonen twee- of driedimensioneel vergeleken worden in een soort assenstelsel, vormen zij zogeheten convexe en sterconvexe structuren. Convexe structuren zijn patronen zonder inhammen of gaten, zoals een cirkel, vierkant of ovaal. De onderzoeksresultaten zijn deze maand gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of New Music Research.

Vrijwel alle muziek is gebaseerd op een onderliggende toonladder waaruit een muziekstuk is opgebouwd. In het westen is de majeurtoonladder (do-re-mi-fa-sol-la-ti-do) het bekendst. Toch zijn ook vele andere toonladders in gebruik, zoals de mineur- en de chromatische toonladder. Naast deze ‘traditionele’ toonladders bestaan er ook kunstmatige, door moderne componisten gecreëerde toonladders. Oppervlakkig gezien bestaat een toonladder uit een stijgende reeks tonen waarvan de begin- en eindtoon een octaaf verschillen, dat wil zeggen: de frequentie van de eindtoon is het dubbele van die van de begintoon (grondtoon).

Door toonladders in een assenstelsel (een zogeheten Euler-rooster) te plaatsen kunnen ze als meerdimensionale objecten worden bestudeerd. Dr. Aline Honingh en prof. dr. Rens Bod van het ILLC deden dit voor bijna 1.000 toonladders uit alle delen van de wereld: van Japan tot Indonesië en van China tot Griekenland. Tot hun verbazing bleken alle traditionele toonladders sterconvexe patronen op te leveren. Voor niet-traditionele, door moderne componisten geconstrueerde toonladders gold dit voor bijna 97%, terwijl hedendaagse componisten vaak menen onconventionele toonladders te ontwerpen. Dit percentage is erg hoog, omdat de kans dat een willekeurige reeks een sterconvex patroon oplevert heel klein is. Honingh en Bod proberen dit fenomeen te verklaren aan de hand van de notie van consonantie (het harmonisch samenklinken van tonen). Ze brengen hun onderzoeksresultaten in verband met taal- en visuele perceptie waar tevens convexe patronen zijn ontdekt, wat mogelijk duidt op een cognitieve universale."

Lees het verslag op Science Daily.
Lees hier het oorspronkelijke persbericht.
En klik hier voor het volledige artikel.

vrijdag 4 maart 2011

De oogst van de afgelopen maand: drie nieuwe recensies en een karikatuur


Ziehier de oogst van de afgelopen maand: 3 nieuwe recensies en een vleiende karikatuur door Gijs Sevenhuijsen ter gelegenheid van mijn optreden in het Historisch Café.

De recensie in de Leeswolf
De recensie in Kunst en Wetenschap
De recensie op Athenaeum.nl

Daarnaast een persbericht over een fascinerende maar verontrustende ontdekking op het terrein van taalverwerking, met een toegankelijke uitleg op kennislink.

De Jacht op het Meesterwerk: een voorbeeld van "Vergeten Kunstgeschiedenis"?

De volgende brief van mijn hand werd (in verkorte vorm) op vrijdag 18 februari geplaatst in NRC Handelsblad:

Volgens Gijsbert van der Wal (Boeken, 11-02-11) bevat "De jacht op het meesterwerk: ooggetuigen van twintig eeuwen kunstgeschiedenis" van René van Stipriaan “alles wat je in zo’n bloemlezing mag verwachten”. Deze kwalificatie lijkt me misplaatst: de 117 bijeengebrachte (overigens prachtige) ooggetuigenverslagen gaan vrijwel uitsluitend over westerse kunst die bovendien worden beschreven vanuit westerse ogen – met slechts één uitzondering: een ooggetuigeverslag uit Jeruzalem.

Waar zijn de vermaarde kunstenaarsbiografieën van Xie He, en waar de beschrijvingen van de beroemde Indiase Ajanta-fresco’s door Vatsyayana, of de aangrijpende ontdekking van Egyptische monumenten door Al-Baghdadi? Van Stipriaan stelt dat zijn werk “niet de pretentie heeft een overzicht van de kunstgeschiedenis te zijn”, maar hij slaat de plank mis wanneer hij daar aan toevoegt dat “vóór 1500 verslagen over het kunstleven erg schaars zijn”. Alleen al in China zijn uit die periode meer dan tweeduizend verslagen over het kunstleven overgeleverd waarvan er vele zijn vertaald -- niet bepaald schaars.

Geen enkel boek kan alle “ooggetuigen van twintig eeuwen kunstgeschiedenis” bevatten, maar voorbij gaan aan het feit dat er buiten het westen in sommige perioden een rijkere kunstbeschouwing bestond, is niet van deze tijd.